BORIGINAL DOWN UNDER

De hilarische avonturen van Ingeborg Down Under

tiki comes into the world
Lilypie Baby Ticker

donderdag, maart 11, 2004

TOCHT DOOR BALI, dag 1 Dinsdag 9 maart

IK ben weer terug van mijn 2-daagse trip door Bali. Carl had me beloofd dat ik dan het echte Bali zou zien en Maureen, die de trip ook heeft gedaan, had me dat ook al verteld, dus vol verwachting stond ik dinsdagochtend gepakt en klaar voor de reis. Mijn bagage mocht opgeslagen worden in de kluis van hotel Diwangkara tot mijn terugkomst en dan zou ik verhuizen naar het goedkopere en kleinere Jambu Inn.
Carl kwam eerst mij ophalen en daarna werden de 4 Maastrichtenaren opgehaald. Dus maar even afwachten of dat zou klikken, want dat is wel belangrijk als je twee dagen op elkaars lip zit. Carl heeft een grote wagen, wordt hier wel busje genoemd, maar ik zie het meer als een stationcar. In de kattenbak waren aan weerszijden twee bankjes, waar je ook kon zitten. Ik zou achterin gaan, maar dat vond ik geen probleem, mooi uitzicht naar achteren.
Ik weet het merk van de auto niet, want ik ben geen man, dus let daar niet op.
Maar goed, na een tochtje van ruim een half uur kwamen we bij vier gigantische bungalows aan in Balinese stijl. In één van de bungalows troffen we het gezelschap van de vier heren aan.
Die bungalow, prachtig ingericht, met mooie meubels, Balinese kunst, een terras in het huis (het huis is gewoon open, dat kan gewoon op Bali) behoorde toe aan Rudi, een man in de zestig, heel vriendelijk, heel vrolijk en heel gastvrij. Zijn zoon, Danny, 34, ging ook mee. Jaren hadden ze in de confectie gezeten en nu in makelaardij. Dan had je nog Willy, een grote vent met donkere haren en een snor. Hij was 54 en naast mij de enige vrijgezel. Wat hij precies doet weet ik niet, maar ik vermoed ook iets in de makelaardij.
Hij had een erg leuk gevoel voor humor, ook al moest ik in het begin even aan hem wennen, omdat hij me uit plagerij Inge bleef noemen. Diegenen die mij goed kennen weten dat ik daar niet vrolijk van wordt.
De vierde man was Henri, maar op z'n Maastrichts uitgesproken klonk het meer als Horrie. Ook een erg sympathieke kerel, van zo rond de veertig. Hij zit ook in de makelaardij en verhuurd onder andere het kleinste cafeetje van Maastricht; Het Moriaantje.

Toen ik ze ontmoette kreeg ik gelijk koffie, een schaal verse fruitsalade en ook al was ik nog wat misplaatst verlegen, ik had er wel een goed gevoel bij.

Vol goede moed stapte we in Carl's busje. En met een muziekje erbij gingen we onderweg. Ik ontdekte al vrij snel dat Carl dol is op muziek, vooral de meer romantische nummers. Zijn lievelingsliedje is "Sometimes when we touch".
Op Bali kennen ze ook alle muziek, dus geen achtergebleven muziek.

Onze reis zou naar het Noorden gaan, met steeds leuke stops met bezienswaardigheden. De eerste stop was bij de Taman Ayun [tamman ajoen] Tempel in Mengwi. Mijn eerste Balinese Tempel, erg spannend. Carl bewees zich meteen een ware gids, hoewel dit geen officieel reisje was. Hij liet ons eerst het gedeelte zien waar de hanengevechten worden gehouden. Dit is een onderdeel van het geloof, dus niet zoals wij Europeanen geloven de primitieve variant van de gokkast. Bij het hanengevecht worden er mesjes aan de hanenpoten vastgebonden met een draad van 12 meter. De hanen worden een beetje opgejut om te vechten, tot er 1 dood gaat. Het gevecht duurt 1 minuut. Als er geen duidelijke winnaar is, komt er een tweede ronde. De betekenis is het gunstig stemmen van de goden, zodat ze tijdens de ceremonie niet gestoord worden door kwade geesten. Een hanengevecht gaat dus vooraf aan een ceremonie in de tempel. De Balinesen zijn Hindoe, voor diegenen die dat niet wisten, en ze offeren constant en overal bakjes met eten, versierd met fruit en bloemen. Je moet dus uitkijken dat je zo'n offer niet vertrapt, want ook op straat vind je ze overal, de ene meer in staat van ontbinding dan de andere.
BIj het hanengevecht wordt uiteraard veel gegokt. Ze gokken dan gewoon op welke haan gaat winnen. Officieel is het gokken verboden, maar het gebeurd nog steeds overal.

ALs je een tempel wilt betreden dien je een sarong te dragen. Dit is om het lichaam te scheiden van wereldse. In de tempel gaat het om de geestelijke beleving, dus het heeft niets met kuisheid te maken.

In de tempel hebben ze huisjes voor verschillende goden. Ik ben helaas de namen vergeten, dus hierover later meer details.

In iedere tempel staat ook een toren met 11 daken onder elkaar. Het lijkt een beetje pagode-achtig. Dit getal 11 staat voor de 4 windrichtingen, noord, west, zuid en oost en voor de vier tussenrichtingen zuid-oost, noord-oost, zuid-west, noord-west. En omdat de Balinesen geloven in een hogere wereld, een aardse wereld en een onderwereld wordt het in totaal 11. Voor ieder element een huis. Reïncarnatie is een groot onderdeel van hun geloof. Na hun dood dienen ze te worden gecremeerd om te kunnen reïncarneren. De Balinesen sparen hun hele leven voor zo'n crematie. Wanneer de armen een crematie niet kunnen betalen, wordt de overledene eerst begraven en zodra er geld is, weer opgegraven voor de crematie. Wanneer er een rijke persoon overlijdt, mogen de arme overleden personen op zijn kosten mee gecremeerd worden. Wel voor elk persoon een eigen ceremonie.

Goed, in vogelvlucht een stukje van de grote hoeveelheid informatie die Carl ons heeft verschaft.
Ik moest verschrikkelijk lachen toen ik een bordje zag waarop stond dat een vrouw die menstrueerde niet in de tempel mocht. Kun je je voorstellen ?
Uiteraard heb ik wel respect voor hun geloof. Er zit een mooie en vriendelijke ideologie achter, wat ik tot dusver heb geleerd.

De tempel was prachtig. We mochten niet in de tempel zelf, omdat we geen sarong droegen, maar over de muur kon je ook alles zien.

Een groep Japanse vrouwen wilde nog met mij op de foto, want ik ben natuurlijk lang en wit. Ik heb hun gids ook een foto laten maken met mijn camera. Ik heb zo gelachen, ik leek wel een kermisattractie voor hun.

Na deze prachtige tempel (foto's volgen zodra ik een moderne computer heb gevonden in Australië) reden we verder om te gaan lunchen in Pacung [patsjoeng]. Bij de ingang zat er een Balinees te spelen op een soort van Bamboe orgel. Na een beetje opgejut te zijn door de Maastrichtse heren, nam ik naast hem plaats, kreeg ik een sjaaltje om mijn hoofd en deed mee. Alleen klonken mijn muzikale kunsten nergens naar, maar het was wel lollig.

We maakten gebruik van een heerlijk buffet, met rijst, gebakken vis, kip, bami. gebakken banaan, vers fruit, kleine loempia's, etcetera. Dat was smullen geblazen. Het terras van het restaurant keek uit op een valei met rijstterrassen, echt een prachtig gezicht.

Na de lunch reden we weer verder en stopten bij een fruitmarkt tussen Bedugul [bedoegoel] en Candikuning [tsjandikoening]. Dit was een belevenis zeg ! Verkopers met bakken met horloges probeerden je wat te verkopen (hundred years garantee) ja, tot de deur, die er niet was natuurlijk. Nep rolexen en alle andere dure merken in surrogaat voor een tientje.

De dames bij de kraampjes spraken je aan: " You buy herbs, look here, come see my shop." We gingen uiteraard niet met lege handen het busje in. Ik heb een mooie omslagbroek gekocht en er is voor me onderhandeld, maar toch. Kosten: 5 euro. En kleine banaantjes, die vind ik zo heerlijk hier. Ze hebben hier meer dan 300 soorten bananen overigens, dat is even wat anders dan Chiquita of Chiquita.

Hierna gingen we verder naar Bedugul en stopten bij de Batukaru Tempel, gelegen aan een schitterend meer. Voor we de tempel gingen bekijken, werd onze aandacht afgeleid door echte Pythons. Twee mannen zaten er bij, dit was uiteraard een attractie en je kon betalen voor een foto. Mijn reisgezelschap onderhandelden 1 prijs waarvoor we allemaal met onze eigen camera's zoveel foto's mochten maken als we wilden met de pythons en allemaal op de foto zouden gaan. Vijf personen dus, want Carl was lekker koffie gaan drinken. Ondertussen begon het wat te regenen. Dames met paraplu's (kon je huren, niets voor niets op Bali) en ja, die hebben we dus gehuurd. Ik sta dus ook op de foto met een python en ook met twee pythons. Het was een beetje maf, maar niet eng. Die tweede python (ik moest ze onder de kop vasthouden) keek mij met een Jamas-oog aan, zo van:" Wat is dit allemaal voor gesjor aan mijn lijf en wie ben jij dan wel ?"

Ze hadden ook vliegende honden, reuze vleermuizen. Zien er heel schattig uit, maar dat zijn ze niet. Deze waren tam en ik ben er mee op de foto gegaan. Hij hing aan mijn handen en at lekker een stuk papaya. Beter de papaya dan mijn bovenbeen. Stoer van mij hè ?

Toen we klaar waren met de fotosessie, waarbij we veel gelachen hebben overigens, ging lekker hilarisch en chaotisch allemaal, goot het van de regen.
Het is hier regenseizoen, dus geen lullig buitje, maar stortregens met harde windstoten. De tempel hebben we van onder een afdakje bekeken, maar het mocht de pret niet drukken. Het was zeer zeker de moeite waard. Het heilige gedeelte was niet toegankelijk voor toeristen, maar toch genoeg moois gezien.

Daarna reden we richting Gitgit. We stopten onderweg omdat daar allemaal aapjes zaten. Die leven hier nog gewoon in het wild, maar je raad het al, er waren natuurlijk koopvrouwen die bananen verkochten. De aapjes waren heel klein, familie van de Resus-aap, maar weer een ander soort. We wisten niet precies welk merk, maar dat is ook niet belangrijk. Ze zagen er schattig uit, vooral de jonge aapjes, maar ze waren behoorlijk agressief. Dus banaan in de bek duwen en koest waren ze. Ik ben alleen voor een snelle foto erg dichtbij geweest toen ze lief zaten te kauwen, maar verder hield ik me maar op veilige afstand. Gevaarlijker dan die pythons, wel te gek om te zien.

Even verderop stopten we weer om de Gitgit waterval te gaan bekijken. Na ons eerst langs rijen van zo'n vijftig kraampjes met bijna overal dezelfde spulletjes geworsteld te hebben, kwam het schitterende uitzicht dan. We hadden een gids van circa tien jaar oud. De jongen heette Anuk en wist alles over de planten en bomen. HIj deed het echt heel leuk, dan kwam hij weer met verse koffiebonen aan en dan weer met kruidnagel en vertelde de Balinese namen van veel bomen en planten. We hebben hem uiteraard een goede tip gegeven. Die waterval was echt spectaculair. Ik had ook nog nooit een echte noemenswaardige waterval gezien, dus dit was erg overdonderend. Wat een kracht heeft dat water. Met een gebulder kletterde het op de keien. Op tien meter afstand spetterde de nevel al tegen je aan.
Daarna volgde een snel stromende rivier tussen de palmbomen. Echt een paradijs.

Jammer alleen van al die kraampjes, want op de terugweg werden de verkooptechnieken wat agressiever. Ze pakten mijn arm vast en liepen meters achter je aan. Nu is het daar erg rustig met toerisme momenteel, dus ik snap het wel, maar kon maar net mijn geduld bewaren en bleef vriendelijk.

Maar die waterval, fantastisch !

Hierna gingen we naar ons hotel in Lovina, maar daarover morgen meer. Want Ketut, de jongeman die hier op het internetcafé past, wil heel graag naar bed. Hij is voor mij al een half uur langer open gebleven. Maar voor zover al weer aardig wat leesmateriaal.